DE BRAND IN DE INNOVATION
van 22 mei 1967.
______________
Deze website is opgericht op initiatief van enkele voormalige werknemers van de Innovation die de ramp persoonlijk hebben meegemaakt. Er wordt beschreven hoe de ramp in hun geheugen gegrift zit. De site is eveneens een hommage aan de vele slachtoffers en allen die onder de ramp hebben geleden. De site heeft de opzet correct weer te geven wat er zich die rampzalige dag afspeelde, verder te duiden en, daar waar de auteurs dit nodig achten, enkele bestaande beweringen bij te sturen.
« Een authentieke blik »
Op maandag 22 mei 1967, kort voor 13.30 uur, breekt brand uit in het Brussels filiaal van de Belgische grootwarenhuisketen Innovation (nu Galeria Inno) in de Nieuwstraat. In enkele uren wordt een drukbezocht warenhuis, een trots van de hoofdstad, volledig in de as gelegd. De menselijke gevolgen zijn dramatisch: 251 doden en 62 gewonden. De hele Belgische bevolking was in rouw. Hoe heeft deze ramp kunnen plaatsvinden?
De Innovation in 1967.
Toen al een ‘instituut’.
Opgericht in 1897 door de familie Bernheim-Meyer had de Innovation in 1967 al een lange geschiedenis achter de rug. Voorname getuigen waren de gebouwen aan de Nieuwstraat. De Innovation bestond uit drie afzonderlijke gebouwen die samen één geïntegreerd geheel vormden. De 130 meter lange gevel lag langsheen één van de commerciële slagaders van de hoofdstad.
– In het noorden bevond zich het oorspronkelijke gebouw. Opgericht in 1902 opende het zijn deuren voor het publiek op 23 april 1903. Dit architecturale juweeltje werd ontworpen door de Belgische architect Horta in de gekende ‘art nouveau’ stijl, gekenmerkt door stalen balken en glas. Het ontwerp genoot veel belangstelling en erkenning in die tijd. De centrale vide werd later gesloten en vervangen door afzonderlijke verdiepingen.
– Aangrenzend, via een tussengebouw, bevond zich het bredere en imposantere door interne werknemers genoemde ‘Nieuwe Magazijn’. Opgericht rond 1908 door de Duitse in grote magazijnen gespecialiseerde firma Leonhard Tietz. Na de oorlog van ’14-’18 werd het verder afgewerkt door hun Belgische dochteronderneming. Dit ‘Nieuwe Magazijn’ had meer dan 5 verdiepingen, waarvan 4 bestemd voor de verkoop. Volledig in lijn met andere Parijse en Europese warenhuizen gaven deze verdiepingen uit op een grote centrale hal overspannen met een glazen dak.
– Ten slotte, aan de kant van de kerk van Onze-Lieve-Vrouw Van Finisterrae, enkele oudere gebouwen en een recenter gebouw (1936), gelegen op de hoek van de Koolstraat en de achterkant van de kleine Dambordstraat.
– Al deze verbonden gebouwen vormden samen een totaal vloeroppervlak van ongeveer 9.000 m2, een verkoopoppervlakte van om en bij de 24.000 m2 en ongeveer 8.000 m2 aan opslag en diensten. In die tijd deden ze dienst als hoofdmagazijn van de groep en als zetel voor de directie. Op dat moment werkten er in de verkoop en centrale diensten samen 1.200 personen.
De Innovation in de Nieuwstraat was het uithangbord van de groep. Deze parel van de hoofdstad was gekend voor zijn modieus en kwalitatief aanbod tegen aantrekkelijke prijzen. Dit alles gepresenteerd in een schitterend, levendig, vrolijk en feestelijk kader met de hoogste service voor en loyaliteit aan zijn klanten
De ochtend
van 22 mei 1967
in de Innovation
van Brussel.
Na het weekend, de maandagochtend kabbelt… Alles is rustig en kalm in de Innovation. Verkoopsters plaatsen de in het weekend nieuw aangekomen goederen in de rekken. De administratieve diensten op de etages en de benedenverdieping komen op gang. Op de 3de verdieping vindt een vergadering plaats van de verschillende afdelingsverantwoordelijken. De grote centrale hal baadt in muziek. De hal is aangekleed met ‘stars and stripes’. Overal kan je Amerikaanse kleuren ter promotie van de lopende Amerikaanse veertiendaagse terugvinden. Er worden vele nieuwigheden uit de Verenigde Staten aangeboden. Op het gelijkvloers trachten klanten bij een stand een 14-daagse reis naar de VS te winnen. Anderen vinden goedgehumeurd de weg naar de Innovation voor een lunch in het restaurant op de tweede verdieping of in de self-service op de derde verdieping.
Het is 13.20 uur als de brigadier huisbrandweerman plichtsbewust zijn post achteraan de eerste verdieping verlaat om aan zijn gebruikelijke ronde te beginnen. Het eerste stuk gaat dwars door de afdeling kinderkledij. Alles is rustig en niets doet vermoeden dat een drama zich aandient. Een van de verkoopsters van de afdeling kinderkledij probeert een jonge moeder haar waren aan te prijzen. Een andere wacht op de terugkeer van haar collega na haar middagpauze. Enkele minuten voor de aflossing van 13.30 uur komt ze terug. Vooraleer ze zich naar haar post begeeft, gaat ze zich wat opfrissen in een kleine ruimte recht tegenover de pashokjes. Ze merkt een brandgeur op en roept haar collega bij zich die dit bevestigt. Samen zien ze bovenaan door een opening enkele vlammen in een klein aanpalend zaaltje… Het begin van de ramp.
De brutale brand.
Het verloop van de feiten, verteld door naaste getuigen, werd neergeschreven door de Procureur des Konings in een verklaring overhandigd aan de pers niet lang na de ramp op 1 juni 1967. We verwijzen ernaar wanneer we dit nuttig achten. Deze bevindingen bevestigen de elementen die de firma zelf heeft kunnen vergaren.
Op maandag 22 mei 1967, net voor 13.30 uur, neemt een verkoopster bij het hernemen van haar dienst op de afdeling meisjeskledij op het eerste verdiep van het ‘nieuwe magazijn’ een brandgeur waar nabij haar kassa. De geur komt vanuit een aanpalend klein reservelokaaltje, achteraan de rayon. Samen met een collega stelt de verkoopster vast dat jurken en communiekledij vuur hebben gevat. Ze haast zich om de zich op dezelfde vloer bevindende nabije brandweerpost te alarmeren die op hun beurt het vuur pogen te blussen met brandblussers. Tevergeefs, ze worden bevangen door rookontwikkeling. Voor deze bluspoging werd om 13.32 uur alarm geslagen doorheen het magazijn. Een minuut later wordt de stadsbrandweer verwittigd. Deze oproep werd genoteerd om 13.34 uur. Het vuur verspreidt zich snel en onverbiddelijk. Het bereikt het centrum van het magazijn via de valse plafonds waarvan brandende stukken naar beneden vallen op de artikels. In geen tijd staat heel de verdieping in vuur en vlam.
Tegelijkertijd verplaatst zich een doordringende rook doorheen de achterste gangen en de traphallen. Deze verstikkende massa bereikt via de liftschachten snel de bovenliggende etages.
De grote hal wordt geëvacueerd via de Nieuwstraat. Heel snel, als gevolg van de hitte, valt het overkoepelende glazen dak in stukken uit elkaar. Hierdoor schiet een indrukwekkende zwarte rookkolom de lucht in. De ongelukkigen die zich op de verdiepingen bevinden, worden bevangen door de rook en vluchten naar de achterliggende balkons, dakgoten en daken. Sommigen raken in paniek en storten zich in het lege. Anderen worden gered door middel van opvangnetten of touwen. De laatsten kunnen zich redden via de haastig aangevoerde grote brandweerladders.
Het grootste drama speelt zich af op de derde verdieping in het self-service restaurant. De giftige zwarte rook blokkeert de normale vluchtweg en belet genadeloos dat de meerderheid van de aanwezigen zich in veiligheid kan brengen. Hier vallen dan ook de meeste slachtoffers. Gevangen in luttele seconden.
Zes minuten na de oproep om 13.40 uur komen de eerste brandweerequipes aan. Ze worden aangevuld met ter ondersteuning opgeroepen brandweerkorpsen uit de naburige gemeenten. Daarna biedt ook de civiele bescherming hulp.
Rond 14.00 uur is het hele magazijn een hallucinante brandhaard die zich uitbreidt naar de bovenste etages van het naburige Priba gebouw, de werkplaatsen van de timmermannen en de zijdeateliers van Fischer achteraan de Dambordstraat. Rond 16 uur stort de hele constructie tussen de hoeken van de Dambordstraat en de Koolstraat in. Dit is eveneens de aanleiding tot de vele te betreuren slachtoffers in de self-service.
Terwijl de ambulanciers de gewonden onmiddellijk naar de Brusselse ziekenhuizen brengen en de politie de rampsite beveiligt, onderneemt de brandweer de laatste reddingsacties. Ze bestrijden de ramp met alle mogelijke middelen. Ze focussen zich op het indijken van de vlammenzee om zo te vermijden dat deze zich verder verspreidt naar de rest van de buurt. De vlammen geven zich echter niet gewonnen tot in de late avond.
Koning Boudewijn, Prins Albert, eerste minister Paul Vanden Boeynants, de burgemeester van Brussel Lucien Cooremans en andere hoogwaardigheidsbekleders haasten zich naar het rampgebied, geflankeerd door Emile Bernheim en andere bestuurders van de onderneming. Onder meer Koningin Fabiola en Prinses Paola bezoeken de hospitalen en beduiden hun welgemeende steun aan de gehospitaliseerde slachtoffers en hun families.
De slachtoffers
De brand van 22 mei 1967 is de meest dodelijke die we ooit hebben gehad in dit land. De verschrikkelijke menselijke gevolgen zijn voor lange tijd onderwerp geweest van diverse onderzoeken. De initieel in de pers verschenen cijfers (onder andere 323 doden) waren gebaseerd op het aantal opgegeven vermiste personen, van wie enkelen in de dagen daarna zijn opgedoken. Deze initiële cijfers werden op hun beurt hernomen in later gepubliceerde artikels op verschillende websites en moeten bijgevolg gecorrigeerd worden.
Een goed duizend personen waren die dag aanwezig in de gebouwen van de Innovation. Vanaf de eerste ogenblikken kon men het voor ergste vrezen. Helemaal in het begin van het drama, zonder op de hulpverlening te wachten, hadden in paniek een tiental personen aan de achterkant van het gebouw zich naar beneden doen storten. Na de evacuatie van de gebouwen vertelden de laatst geredde overlevenden wie en wat ze rondom zich op hun vluchtweg hebben kunnen zien en van wie ze het spoor bijster waren geraakt.
Ze werden door de hulpdiensten geconsulteerd over de vermiste personen. De lijsten van aanwezig personeel en klanten werden onmiddellijk opgesteld door de autoriteiten. Verschillende personen van wie niets meer werd gehoord werden eveneens als vermist opgegeven. Na verder onderzoek werd een eerste cijfer van 300 dodelijke slachtoffers herleid naar 253 om tenslotte op 251 gebracht te worden in het officiële communiqué van de Procureur des Konings van 1 oktober 1967. In deze 251 personen zitten 38 geïdentificeerde slachtoffers en 213 werden opgegeven als vermist. Onder de dodelijke slachtoffers bevonden zich 67 personeelsleden van de Innovation en 3 van dochterondernemingen.
In hetzelfde communiqué werd van 62 gewonden gewag gemaakt die in verschillende ziekenhuizen werden opgenomen. De juridische erkenning van de vermiste personen werd snel bevestigd door de Procureur des Konings waardoor de families de nodige zaken konden regelen, in het bijzonder de pensioenen. 211 dossiers werden gefinaliseerd in oktober 1967, 4 dossiers vereisten verder onderzoek. Deze cijfers stemmen overeen met het eerder opgegeven cijfers van vermiste personen, nl 213.
De oorzaken
van de ramp,
wat heeft kunnen
leiden tot het drama.
Waar de plaats waar het vuur voor het eerst werd waargenomen en langs waar het zich heeft verplaats met zekerheid kon werden vastgesteld kan niet hetzelfde gezegd worden van de oorzaak.
De denkpistes wat betreft de oorzaak gaan in de richting een menselijke oorsprong. Er was zelfs sprake van een aanslag. Dit vanwege het verwoestende karakter van de ramp maar ook vanwege enkele incidenten die zich hadden voorgedaan naar aanleiding van de Amerikaanse veertiendaagse die liep in de Innovation. In het kader van de Vietnamoorlog hadden, in het bijzonder, extreem linkse manifestanten hun ongenoegen geuit. Ze zagen de Amerikaanse veertiendaagse een soort van steun aan het Amerikaans imperialisme. In de weken voor het drama werden flyers uitgedeeld en er was zelfs een bomalarm in het dochterhuis te Ixelles. Echter steeds zonder gevolgen. Tijdens de onderzoeken de dag na de ramp werd deze aanslag hypothese snel gesloten. Ook de mogelijkheid van meerdere initiële brandhaarden werd snel opgegeven. De snelle verplaatsing van het vuur werd spoedig verklaart door dat bij de minste aanraking met lucht de hoog ontvlambare zich snel verplaatsende rookgassen vuur vatten.
Eveneens werd het handelen van één enkele crimineel als oorzaak van het drama naar voor gebracht, of de nalatigheid van een roker. Echter geen enkele piste kon als sluitend bewezen worden en men is tot vandaag de dag in het duister blijven tasten wat betreft de oorzaak van de brand. Het publiek had trouwens geen toegang tot dat deel van de winkel en er was een verbod tot roken. Verder heeft niemand iets abnormaals kunnen vaststellen in de omgeving waar de brand is ontstaan.
Het kleine lokaatje in kwestie, 5 tot 6 m2, was afgesloten door een deur en werd pas een jaar voor de ramp ingericht. Het bevatte net als de rayons weinig kleren en materiaal. Het zaaltje was verlicht met een TL-lamp die hoogst waarschijnlijk uit was, en voor het overige was er geen enkele elektrische apparatuur aanwezig.
Het gevoerde onderzoek door drie experts heeft een, hoogstwaarschijnlijk elektrische, technische storing als oorzaak weerhouden. De niet bewezen naar voor gebrachte hypothese spreekt van een ontvlamming van opgestapeld gas in de vide van het plafond die op zich een snelle verplaatsing van vlammen en rook heeft gefaciliteerd. Finaliserend kan men stellen dat men de initiële oorzaak van de brand nooit heeft kunnen vaststellen en men in het ongewisse is gebleven.
De omvang van de ramp is in de hand gewerkt door het ontwerp en de inrichting van de gebouwen. De grote hal die zicht bood op de etages was in lijn met de architecturale gewoontes voor grootwarenhuizen van die tijd, zowel in het buitenland als bij ons. De verdiepingen waar de brand niet onmiddellijk geraakte konden gelukkig geëvacueerd worden. Echter er waren verscheidene plaatsen waar de door het vuur aangedreven giftige, hoogst ontvlambare, ondoorzichtbare en dodelijke rook alle vluchten belette. Diegene die zich konden in veiligheid brengen via de terrassen hadden geluk. Vele ontsnapten aan het drama hadden dan ook gitzwarte gezichten als rechtstreeks gevolg van de rook.
Het ruimen van het puin.
De ochtend na de ramp waren de eens zo trotse gebouwen herleid tot een immense puinhoop van ruïnes. Het enige wat nog enigszins recht was blijven staan was het karkas van het centrale gebouw. Om de veiligheid te garanderen bij het opruimen van het puin en het opgraven van de slachtoffers werd onder toezicht van justitie beroep gedaan op het 11de geniebataljon van het leger. Het geniebataljon bleef zes weken ter plaatse en ze werden van dag één bijgestaan bij het hoogst onaangename werk van slachtoffer identificatie door vrijwilligers van het rode kruis en de civiele bescherming.
Heldendaden
en getuigenissen.
Uiteraard kunnen we niet nalaten te hommage te brengen aan de vele koelbloedige moedige en onbaatzuchtige daden onze medemens. Op gevaar van, en in sommige gevallen ten koste van, hun eigen leven hebben zij die midden in het gevaar aanwezig waren niet geaarzeld hun verantwoordelijkheden op te nemen en daar waar kon hulp aangeboden. In de eerste plaats denken we aan het personeel die een zware prijs hebben betaald bij deze catastrofe. Onder hun de directeur van het magazijn, Léon Delsipée, en anderen die de hoogste prijs hebben betaald voor hun verantwoordelijkheidszin. Er waren officiële felicitaties voor de heldenmoed van de talrijk opgeroepen reddingswerkers, 150 brandweerlui, 25 leden van de civiele bescherming, de politie, het rode kruis en in latere fase het leger bij het ruimen van het puin. Niet te vergeten zijn de vele anonieme burgers die in het begin van het drama hun steen hebben bijgedragen bij reddingsacties. Tenslotte hommage aan de toewijding en de ondersteuning van het medisch en sociaal personeel opererend aan de achterzijde van het gebouw. Hulde aan allen.
Maar vooral hulde aan allen die in hun diepste zelf zijn getroffen door de ramp, de ouders en naasten van slachtoffers. Allen zijn in onze gedachten als we ons deze dramatische gebeurtenissen herinneren. We zijn met heel ons hart bij hun, bij hun herinneringen, bij hun pijn. De mooie herinneringen aan de achtergebleven blijven in ieders geheugen gegrift en in het bijzonder bij deze die het drama hebben meegemaakt.
De media heeft kort na de ramp en in de daaropvolgende periode verschillende personen aan het woord gelaten die de brand van nabij hebben meegemaakt. Onder hen waren leden van de hulpdiensten, brandweerlui, politie, personeel en zelfs klanten. Enkelen van deze getuigen hebben aan de ramp kunnen ontsnappen in de meest dramatische omstandigheden. Het zijn diep emotionele getuigenissen. Het is onmogelijk om in deze tekst al deze verhalen te citeren. Men kan deze eenvoudig consulteren in de aan het drama toegewijde pers en media.
De begrafenissen
en herdenkings-
plechtigheden.
In Brussel hingen de vlaggen halfstok. De plechtige en oecumenische begrafenissen vonden plaats op 30 mei 1967. Ze vonden in aanwezigheid van getroffen families en enkele gewonden ingetogen en vol van verdriet plaats in de basiliek van Koekelberg onder leiding van kardinaal Suenens. De viering werd bijgewoond door verschillende binnen en buitenlandse notabelen die hun steun kwamen betuigen, met onder meer de koning en de koningin, vertegenwoordigers van de natie, van de katholieke, joodse, moslim, protestantse, anglicaanse, Grieks-orthodoxe gemeenschappen. Allen geplaatst rondom de kist van een ongekend slachtoffer, symbool voor alle dodelijke slachtoffers.
De dienst werd gevolgd door de teraardebestelling van het ongekend slachtoffer en een zestigtal overledenen op het kerkhof van Brussel, perk 13. 152 zwarte granieten gedenkstenen werden in de grond geplaatst met daarop de namen van de geïdentificeerde te Brussel begraven slachtoffers Meerdere slachtoffers werden op verzoek van hun familie elders begraven. Voorafgegaan door het graf van het ongekend slachtoffer werd In het centrum van het perk werd een monument, bestaande uit vijf witmarmeren hoge grafstenen bovenop een zwarte granieten sokkel onthuld. Achter het monument werden in een muur uit leisteen de namen van alle slachtoffers gegraveerd.
In de centrale ingang van de heropgebouwde Inno kan men een gedenkplaat terugvinden waarop volgende tekst zowel in het frans als in het Nederlands ons herinnert aan daar afgespeelde drama van 22 mei 1967: “Met vroomheid gedenken we de slachtoffers van het tragisch ongeval van 22 mei 1967”.
De hulp voor slachtoffers
en hun familie.
De schadevergoedingen.
Voor de werknemers van de Innovation en bedrijven die er aan het werk waren kwamen de arbeidsongevallen- en aanvullende verzekeringen tussen voor de slachtoffers. Door een gebrek aan vastgestelde schuld was er voor de klanten en derden een verzekeringstechnisch probleem. Gelet op de omvang van de ramp en op vraag van de directie van het magazijn hebben de toenmalige verzekeringsmaatschappijen van de Innovation, met name Assubel, AG, Alliance en hun onderverzekeraars hun akkoord gegeven om tussen te komen zonder dat het antwoord op de schuldvraag werd vastgesteld. Elk van de benadeelden werd op basis van de gebruikelijke jurisprudentie 80% van de geschatte schade vergoed. Niemand heeft dit geprotesteerd. Geen enkele eis werd afgewezen op één na, nl van de co-verzekeraar van het aanpalend Priba magazijn.
Bovendien was er groot gevoel van solidariteit zowel in binnen- als buitenland. In dit kader werd een publiek solidariteitsfonds in het leven geroepen op initiatief van de Belgische federatie van grote warenhuizen (AGED). In samenwerking met de sectorale syndicaten werd een beheerraad voor het fonds gecreëerd. Een totaal van 18,8 miljoen BEF werd opgehaald. Deze werden aangevuld met 3,7 miljoen BEF die werden opgehaald via een gelijkaardig initiatief van de stad Brussel. Deze fondsen werden bovenop de initiële vergoedingen initieel aangewend voor dringende hulpverlening ten gunste van families en zwaargewonden. Spaarboekjes voor een 120tal wezen en enkele anderen werden vanuit dit fonds aangelegd om hun tegen de tijd dat ze meerderjarig zijn een kapitaaltje te voorzien. Los van eerst vermelde namen nog andere steunacties plaats. De Innovation heeft bij deze eveneens tussengekomen. De liefdevolle zorg was breed.
Er werd door sociale diensten psychologische bijstand verleend aan de families gedurende meerdere jaren. In het bijzonder door het identificatieteam, een parastataal organisme, en de sociale diensten van de onderneming en van verschillende gemeenten, waaronder Brussel. Ook de Avadi ‘ association des victimes et ayants-droit de l’incendie de l’Innovation’ heeft zijn steentje bijgedragen.
Het juridisch
onderzoek.
Gedurende drie jaar zijn niet minder dan 1800 getuigen verhoord in het kader van dit onderzoek. De Procureur werd bijgestaan door drie technische en één bouwkundig expert. Het gerechtelijk onderzoek werd op voordracht van de Procureur des Konings, waarvan zijn bevindingen werden gepubliceerd in de pers op 4 juni 1970, afgesloten door een uitspraak van buiten vervolginstelling op 29 september 1970 door de Brusselse rechtbank van eerste aanleg.
Enkele uit te klaren
gecirculeerde
misverstanden
omtrent de
omstandigheden
van de brand.
– De laattijdige verwittiging van de brandweer. Refererende naar directe getuigenissen kunnen we inschatten dat er amper 6 minuten voorbijgingen tussen de eerste vaststelling van de brand en de oproep van de stadsbrandweer. Er werd bijgevolg dus niet getwijfeld. De oorzaak van dit misverstand ligt hoogstwaarschijnlijk aan het feit dan enkelen het ontstaan van de brand op een vroeger tijdstip situeren, nl. 13u15 of 13u20, waardoor het idee ontstaat dat er te lang is gewacht.
– De nooduitgangen en vluchtwegen waren onvoldoende duidelijk aangegeven. Niets is minder waar, het feit dat deze slecht zichtbaar waren was te verklaren door de zwarte ondoorzichtbare rookontwikkeling, de signalisatie was adequaat
– Het personeel was onvoldoende getraind in veiligheid. Er werden wel degelijk op regelmatige tijdstippen evacuatieoefeningen uitgevoerd waar het volledige personeel moest aan deelnemen. De laatste had plaatsgevonden in november 1966. Sterker nog het aanwezig personeel heeft die dag meer dan adequaat gereageerd na het afgaan van het alarm. Samen met de huisbrandweer hebben ze de gebouwen geëvacueerd volgens het boekje, maar waren machteloos tegen de brutale snelheid en kracht van de brandontwikkeling. Meerdere regelmatig door gespecialiseerde instanties geïnspecteerde beschermingsmaatregelen waren machteloos tegen de snelheid van de evenementen.
De tijdelijke magazijnen.
Het lot van het personeel.
Zeer snel na de ramp heeft de directie de opdracht gegeven tijdelijke magazijnen te openen in de Brusselse agglomeratie. In het centrum, het Rogierplein, de Leopoldstraat en in het depot te Zellik. Eveneens te Audergem met de hulp van de dristributiegroep GB enterprises. Dit alles met het oog op een minimum continuïteit van exploitatie in de hoofdstad te garanderen eveneens daar, en elders, een groot deel van het personeel aan het werk te kunnen zetten. Het opgeknapte en uitgebreide magazijn van Elsene droog veel bij tot dit doel.
Het personeel dat niet binnen de groep kon worden opgevangen werd, met behulp van een outplacement bureau, daar waar mogelijk in andere bedrijven geplaatst. Anderen werden terug opgenomen bij de opening van het heropgebouwde magazijn.
De nieuwe Inno werd opgericht, na grondig onderzoek, op dezelfde locatie, nl. De Nieuwstraat. Dit volgens een volledig veilig concept en in een omgeving grotendeels ontworpen door de stad Brussel. De inauguratie van het nieuw magazijn vond plaats op 11 maart 1970.
Veiligheid en brandbeschermingsmaatregelen die opgenomen zijn in het nieuw gebouw:
- Een ruime geïsoleerde gang langsheen de gevel voor gemakkelijke toegang van hulpdiensten zonder dat deze van een vlotte evacuatie zouden belemmeren
- Doorheen het hele gebouw 11 noodtrappen (5 in het magazijn en 6 op de parking), ruim en volledig omkooit.
- Indien nodig kan elke verdieping geïsoleerd worden met behulp van automatische schotten in de liften
- In de plafonds zijn automatische sprinklers aanwezig die onmiddellijk in gang treden bij brand of rook.
- Airconditioning om rook in de traphallen of aanpalende ruimtes weg te zuigen naargelang de gewenste situatie.
- Een permanent bemande post voor controle en aansturing van alle technieken
De versterkte
Belgische wetgeving.
De Belgische wetgeving werd in het KB van 10 mei 1968 door de overheid als gevolg van dit drama diepgaand verstrekt wat betreft de brandveiligheidsvoorschriften op openbare plaatsen, winkels en in het bijzonder grote commerciële ruimtes.
De herdenkingsplechtigheden.
Naast het jaarlijkse neerleggen van kransen aan het monument te Brussel hebben er bijzondere herdenkingsplechtigheden plaatsgevonden op de 20ste, 25ste, 30ste en 40ste verjaardag van de ramp. Ze werden bijgewoond door vertegenwoordigers van het bedrijf, naasten van de getroffen families en vrienden. Die herdenkingen zullen ongetwijfeld ook in de toekomst blijven plaatsvinden.
Epilog.
Meerdere jaren zijn voorbijgegaan sinds het plaatsvinden van het drama. Andere verschrikkelijke beproevingen hebben sindsdien het land in rouw gebracht. De Innovation is ook niet meer in dezelfde handen. Maar de herinnering blijft.
Een herinnering doordrenkt met accenten van respect en emotie, ver van het sensationele, ver van onjuiste of tendentieuze zichten op de feiten, zoals er spijtig genoeg een aantal waren.
De nieuwe winkel, die een nieuw leven bracht in dit deel van de stad, kan gezien worden als een symbool. Een symbool met de capaciteit om veeleisende lessen van het verleden te trekken, om terug van nul te starten, om zich niet door tegenslag te laten ontmoedigen.
– BIJLAGE –
- Le Soir: Verklaring van de procureur des Konings van Brussel van 1 Juni 1967
- Le Soir, Blz. 4, 4 oktober 1967, verklaring van 1/10/1967: 253 doden.
- Le Soir, 4/6/1970. Het gerechtelijke onderzoek werd op voordracht van de procureur des Konings afgesloten door een uitspraak van buiten vervolgingstelling op 29 september 1970 door de Brusselse rechtbank van de eerste aanleg.
- Verslag van de bijeenkomsten van de kamer van volksvertegenwoordigers van 6 en 8 juni 1967, pagina’s 813 en 814.
- Jaarverslagen van de boekjaren 1966-1967 en 1967-1968 van de N.V. Grands Magasins à l’Innovation (Uittreksels).
- Het magazine “Entre nous” van de innovation, editie juni en juli 1967 (uittreksels)
– TV UITZENDINGEN –
- RTBF1: “Les années belges” Bernard Balteau en Bill Binnemans, 1997, heruitgezonden 21/05/2007
- IDEM: “L’incendie de L’innovation” 22 maart 2010
- VRT2: Canvas-keerpunt “Innovation in brand” uitgezonden op 6/11/2006 en heruitzending op 21 mei 2007: interessant omwille van de kwaliteit van de documentatie en de medewerking van talrijke getuigen
- RTL-TVI: “Dossiers d’actualité” 11 mei 2007
CONTACT
© 2017 Alle Rechten voorbehouden. Elke reproductie zonder toestemming van de auteur is verboden.